Carnaval en Carnavalskostuum

Serie Cultureel Erfgoed

Carnaval, Curacao, Grand March 2008

Meer dan 600 yard stof, 144 flesjes lijm en vooral een flinke portie doorzettingsvermogen. Lila van der Meulen, toen ontwerpster van de kostuums voor carnavalsgroep Gipsies, vergelijkt het ontwerpen en naaien van de carnavalskostuums met het bakken van een taart. ,,Je hebt alle ingrediënten nodig om er iets moois van te maken.”
Maar liefst 32.000 stukjes stof gaan er dit jaar in de kostuums van de vijfenzestig leden van Gipsies. Zij lopen als caleidoscopen mee in de Gran Marcha. Avonden lang, tot diep in de nacht, wordt er gewerkt in het clubhuis. Plakken, knippen en borduren. ,,Glans, glitter en felle kleuren. Daar houden de mensen van”, weet Lila na dertig jaar. Haar ontwerp werd juni vorig jaar al goedgekeurd door de vereniging. ,,Dat moet wel om alles op tijd klaar te kunnen hebben.” Dit keer wordt er veel gevraagd van de leden. Professionele naaisters leveren het basiskostuum, maar er moet nog heel wat werk verzet worden om kostuum, hoed en handschoenen te versieren. Zo gaat dat elk jaar weer, bij alle groepen. Dat wil zeggen sinds de jaren zeventig, de periode van het nieuwe/huidige carnaval.
Vroeger ging het anders. Voor 1953 werd het carnaval vooral gevierd in de sociale clubs op het eiland. Mensen die meeliepen in de ‘Optocht van carnaval’ droegen een masker, herinnert Orlando Cuales zich. ,,Prachtige kostuums”, weet Benjamin ‘Shon Bènchi’ Wefer nog. ,,De leden van de clubs gingen chique verkleed als apen, piraten, clowns van alles.” De watersnoodramp in Nederland betekende het einde van het ‘oude carnaval’. Pas begin jaren zeventig werd er weer een optocht georganiseerd. Orlando: ,,’Krijgen we geen masker’, vroegen onze leden verbaasd toen we met Globo voor het eerst meeliepen. ‘Ik ga zo niet lopen als iedereen me herkent’. Dus gaven we ze allemaal zo’n half maskertje. Maar halverwege had iedereen het al afgedaan en weggegooid.”
Carnaval groeide uit tot het grootste volksfeest van Curaçao. Het ‘theater of the streets’, noemt Orlando het. ,,Met Grupo Globo willen we een boodschap uitdragen, iets uitbeelden, iets proclameren. Het gaat er niet om dat we mooi in de pas lopen, maar om de uitbundigheid, het feest vieren.” Achter iedere ‘voorstelling’ van Globo zit een gedachte, een filosofie. Vroeger verkleedden de leden zich nog als piraat of als clown. Maar die tijd is voorbij. Orlando: ,,We geloven daar niet meer in. Nu komen we met een thema. Een paar jaar geleden bijvoorbeeld de phoenix, vanuit het idee dat je kunt herrijzen, dat morgen een betere dag is. Compleet met een gedicht dat op muziek werd gezet en gespeeld tijdens de optocht. En dit jaar (2002) over de belangrijke rol die vrouwen spelen in de maatschappij: ‘Muhé ta manda mundo’, de vrouw leidt de wereld, een bekend Curaçaos gezegde.”  Globo haalt er de oude hit ‘Muhé ta manda mundo’ van Doble R voor uit de kast.

Ritme, muziek, het is onmisbaar in de carnavalsoptocht. In de jaren veertig ‘jumpten’ de immigranten van de Bovenwinden die bij de raffinaderij werkten op de muziek van steelbands door de straten van Suffisant. Later stortte ook de rest van de gemeenschap zich in het carnavalsfeest en werden de optochten begeleid door lokale bands, zoals Orquesta Concordia, Melody Boys en Piscadera Bay Orchestra. Maar sinds de jaren zeventig, de jaren van een groeiende eigen identiteit, lopen de groepsleden, verkleed in hun kleurrijke, sprankelende kostuums, de route van de Gran Marcha op het ritme van de eigen muziek, de Tumba.

Alles kan, niets is te gek tijdens het carnaval. Ontwerpers, praalwagenbouwers, naaisters en musici zorgen elk jaar weer voor creatieve hoogstandjes. Wereldwijd vieren volken feest en verkleden ze zich de zondag voor Aswoensdag, de eerste dag van de vastenperiode. Toch is het feest overal net even anders, vindt Orlando. ,,Wij besteden bijvoorbeeld heel veel zorg en aandacht aan onze outfit. In andere landen zie je dat er maar een paar mensen in een verfijnde creatie lopen en de rest draagt iets in dezelfde kleur, niets bijzonders. Op Curaçao moet elk kostuum heel speciaal zijn. Er gaan veel meer uren aan handenarbeid in zitten dan in de meeste landen.”
De tijden veranderen. Alles wordt duurder, de naaister, de band. Betaalde een lid twintig jaar geleden nog ongeveer 300 gulden voor zijn kostuum, nu moet hij 800 tot 900 gulden neertellen om in de Gran Marcha mee te kunnen lopen. Maar zoveel bloot als in Trinidad en Brazilië laten de Curaçaose carnavalsvierders niet zien. Het waarom daarvan is een studie waard.

Foto:
Carnavalskostuum  2008 (foto Prince Victor)

Bronnen:

Juan Camelia (bewerkt  I. Witteveen), ‘Hoe carnaval groeide tot een echt Curaçaos volksfeest’ in Amigoe, 22 januari 1994.
Gesprekken met: Philip ‘Fifi’ Rademaker , Carl van der Meulen, Lila van der Meulen, Orlando Cuales, Benjamin ‘Shon Bènchi’ Wever

Tekst: Eva Breukink, redactie NAAM Foto: Prince Victor.