Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta heeft als doel om de mogelijkheden te verruimen voor bescherming van erfgoed in situ (op de vindplaats zelf). De conventie, die door de Europese Raad in 1992 werd aangenomen, richt zich vooral op de overblijfselen van graven, woningen en artefacten. Dit soort erfgoed wordt vaak ontdekt op het moment dat constructiewerkzaamheden in volle gang zijn, waardoor het te laat is om nog een succesvolle reddingsoperatie te ondernemen. Het verdrag van Malta stimuleert onderzoek in projectontwikkelingsgebieden voorafgaand aan de bodemverstoring en bouw en het in een vroeg stadium betrekken van archeologen.

Verdrag van Malta op Curaçao

In de Nederlandse Antillen werd het verdrag van Malta in 1998 aangenomen. De belangrijkste principes van deze conventie betreffen:

  • Het behoud van cultureel erfgoed in situ (Artikel 4).
  • Het tijdig rekening houden met cultureel erfgoed bij de ruimtelijke ordening om alternatieve oplossingen tegen minimale investeringen te kunnen realiseren (Artikel 5).
  • In gevallen waarin de constructieplannen het behoud van erfgoed onmogelijk maken, zal de ontwikkelaar de onderzoekskosten vergoeden (Artikel 6).
  • Communicatie met het algemene publiek (Artikel 9).
  • Kennisuitwisseling tussen experts (Artikel 12).
  • Cultuurhistorische waardekaart.

Om aan de vereisten van het Verdrag van Malta tegemoet te kunnen komen, is er een Archeologisch beleidsdocument opgesteld. In aanvulling op dit document is er een cultuurhistorische kaart ontwikkeld, waarop alle relevante cultuurhistorische sites op het eiland zijn opgenomen.

Cultureel-historisch programma

In gevallen waarin projectontwikkelingsgebieden zich blijken te bevinden in gebieden van cultuurhistorisch belang, dan zullen de vergunningverlenende instanties dit kenbaar maken en verwijzen naar een cultuurhistorisch programma dat gevolgd dient te worden. De maatregelen conform dit programma kunnen variëren van onderzoeksactiviteiten tot opgravingen tot het nemen van botanische monsters.