Praalwagen

 Serie Cultureel Erfgoed

Carnaval: viering van een volksfeest
Over de oorsprong van het Carnaval op Curaçao is weinig bekend. Vermoedelijk is het eind 19e eeuw door de Europese elite naar dit eiland gebracht. In 1872 wordt er voor het eerst officieel melding van gemaakt. Tot 1953 werd het Carnaval vooral gevierd in sociale clubs. In de jaren zestig werd onder leiding van Elias Bronswinkel het carnaval nieuw leven in geblazen. En vanaf 1970 groeit het Curaçaose carnaval uit tot een jaarlijks volksfeest.

Vliegende paarden, blote vrouwen, een moors paleis. Niets is te gek voor de ‘karosa’, de praalwagen in het Curaçaose carnaval. ,,Hoe kitscheriger, hoe beter”, zegt Fifi Rademaker, na dertig jaar van ontwerpen, timmeren en zagen voor de carnavalsgroep Globo.

Het begon begin jaren zeventig met een wereldbol, een ‘globo’. Fifi: ,,Die moest eigenlijk draaien, maar dat lukte niet zo best. We gebruikten ijzer en kippengaas en daaroverheen papier-maché. Maar dat bleef niet zitten.” Later ontdekken de handige jongens in de groep dat de constructie wel stevig is als eerst krantenpapier over het kippengaas wordt geplakt. ,,Je gebruikte gewoon de spullen die op het eiland verkrijgbaar waren”, zegt praalwagenbouwer Carl van der Meulen. ,,Je verzon wel wat.”
Het carnavalsfeest was bijna twintig jaar eerder abrupt ten einde gekomen toen in 1953 in Nederland de dijken doorbraken. Daarvoor trok de optocht met praalwagens van de Shell, de ‘trùks’ voor het orkest en de Chinezen met hun draak, jaarlijks op en neer door de straten van Punda en Otrobanda. In Club Chobolobo werd dan verder gefeest op de muziek van de huisband ‘Conjunto Lírico Antilliano’. Orlando Cuales herinnert zich nog hoe hij als jongetje van acht jaar op de vrachtwagen van de meubelzaak van zijn vader zat. ,,Er was veel commercie in de optocht. Je gooide geschenkjes naar de mensen op straat. Pakjes sigaretten bijvoorbeeld.”

Pas begin jaren zeventig komt er weer leven in de brouwerij. De trailers maken al snel plaats voor een ‘rijdend podium’, een platte bodem op wielen. ,,Mooi laag, zodat er meer ruimte overbleef om in de hoogte te bouwen”, zegt Fifi. ,,Het ontwerp kan eigenlijk niet anders dan liggend zijn omdat je bent gebonden aan een maximale hoogte van vier meter, een breedte van maximaal 2,5 meter een lengte van ongeveer negen meter.” De gekste dingen bedachten ze, die mannen van het eerste uur van ‘het nieuwe carnaval’. Een ijzersterk team met een ontwerper, een technicus en een ‘kleine uitvinder’. De creaties worden steeds mooier, steeds indrukwekkender. Maar dat is niet het belangrijkste. ,,Het moest goed in elkaar zitten”, zegt Carl. ,,De kostuums, de praalwagen, het moest allemaal lekker bij elkaar passen.”

Een paar jaar na de eerste optocht introduceert Globo de ‘peaces’: kleine ongemotoriseerde praalwagens die door één persoon worden voortgetrokken. Het kippengaas is dan al zoveel mogelijk vervangen door houten frames en platen piepschuim. Het werk wordt verfijnder en gedetailleerder. Carl: ,,Je kon er als het ware mee beeldhouwen. Met het warme draadje van een inductie soldeerbout brandden we vormen in het piepschuim, zonder gestoord te worden door gaas of krimpend papier.” Met technisch vernuft worden grenzen geslecht. Fifi: ,,We lieten dingen bewegen. Bijvoorbeeld een gigantische clown die op zijn rug lag met opgetrokken benen. Die stak letterlijk zijn nek uit. En waar het te laag was trok hij hem snel weer in.” Ander voorbeeld: een gouden haan op de top van een pagode. Te hoog voor het viaduct in Otrobanda. ,,Maar hij zat op een veer. Op het moment dat hij zijn kop stootte, ging hij liggen”, legt Fifi uit. Maar natuurlijk gaat er ook wel eens iets mis. Met de Pegasus, bijvoorbeeld. De vleugels van het paard konden klappen, maar vlak voor het transport, braken ze af. Carl: ,,Dus ging Pegasus zonder vleugels mee in de Gran Marcha. Ja, zo nu en dan verloren we een investering.” Drie Koningen is het startsein voor de bouw van de praalwagen. ,,We waren altijd wel een beetje in tijdnood”, zegt Carl. ,,Dat hoorde er zo’n beetje bij.” Net zoals de weken en nachten doorwerken. Slapen, werken en tegen zes uur ’s avonds er weer tegenaan met de vrienden van de carnavalsgroep. Fifi: ,,De laatste twee weken voor de optocht namen we vakantie. Maar er was altijd wel iemand in de vereniging die zich afvroeg of het allemaal wel zou lukken. Misschien pas dezelfde ochtend, maar een paar uur voor de Gran Marcha was het allemaal toch altijd weer klaar.” ,,Mensen met twee linkerhanden, die bestaan niet”, vindt Carl. ,,Iedereen kan zich op een bepaalde manier nuttig maken. De hele groep heeft leren lassen, timmeren en schilderen. De één is goed in meten, de ander in zagen.” . ,,Sommige mensen zie je alleen in de carnavalsperiode, verder het hele jaar niet. Je doet het voor je lol en niets anders.” En na hard werken, na weken van plezier, gezelligheid en spanningen is het dan zover: de karosa is zo goed als klaar. Maar zelfs dan kan het nog misgaan. Fifi: ,,Het thema was dat jaar de ‘makaku’, de aap, het aapachtige in de mens. Op de karosa lag een gigantische aap, negen meter lang, op zijn buik. Zijn kop was alleen al vier meter hoog. Het beest was van betonijzer met kippengaas, zacht foam en bekleed met pluche. Vrijdagavond moest er nog even iets gelast worden, binnenin de aap. Een vonkje en het hele ding vloog in de fik.” Maar nadat de radio heeft bericht over de ‘ramp’, schieten de mensen te hulp. Fifi: ,,Ze kwamen met potten soep, lijmen en materialen. We hebben die aap in twee dagen weer opgebouwd. Op zondag reed hij mee in het carnaval. “

Foto: Makakada, Grupo Globo, 1988.

‘De ‘makaku’, de aap, het aapachtige in de mens, negen meter lang. Het beest was van betonijzer met kippengaas, zacht foam en bekleed met pluche.’

Bronnen:

Juan Camelia (bewerkt door Ieteke Witteveen), ‘Hoe carnaval groeide tot een echt Curaçaos volksfeest’, in Amigoe, 22 januari 1994.
Gesprekken met: Fifi Rademaker, Carl van der Meulen, Lila van der Meulen, Orlando Cuales en Benjamin ‘Shon Bènchi’ Wefer.

KADER:

Tekst: Eva Breukink, Eindredactie I. Witteveen. Foto: Archief Grupo Globo.