Maraca

Serie Cultureel Erfgoed

De jaren dertig en veertig, een wereld zonder televisie, computer en plastic, maar vol van muziek. Vanuit Venezuela en later vanuit Cuba waaien de Latijns-Amerikaanse ritmes over naar Curaçao: música llanero, son, rumba. En met de muziek volgen de instrumenten, zoals de maraca.
‘Het tijdperk van de kalebas’, noemt Elis Juliana de decennia voor de Tweede Wereldoorlog. Van alles werd er van gemaakt. Schepjes, snoepgoed en muziekinstrumenten. Maar anders dan de ‘bastel’, een soort trommel, de ‘gogorobi’, een eenvoudig fluitje van een kleine kalebas met twee gaatjes, en de ‘raspu’, de rasp van de lange kalebas, is de maraca geen typisch Curaçaos instrument. Tegenwoordig wordt de goedkope versie van de ‘rammelaar’ – een gedroogde kleine kalebas, de ‘kalbas di mondi’, gevuld met maïspitten of bonen – voornamelijk te koop aangeboden als souvenir voor toeristen. Maar van oorsprong heeft het instrument een spirituele functie. Het werd, samen met trommels en fluiten, gebruikt tijdens de rituelen van de Inca’s, de Maya’s, de Azteken en tot recent van de Kogi en andere inheemse bevolkingsgroepen van Latijns-Amerika. ,,Meestal één in de hand en soms bonden ze maraca’s aan de voeten”, zegt Harry Moen, leider van de muziekgroep Serenada. Bij de Piaroa, in het Amazonegebied, wordt de maraca nog steeds gebruikt bij genezende rituelen. De maraca bevat dan een blauwe steen.

‘Stemmen van indianen’, zo omschrijven Cubaanse bronnen uit de negentiende eeuw het geluid van de rammelaar. Vermoedelijk komt het woord maraca van ‘mbaraca’, dat in de taal van de Guaraní-indianen heilige of goddelijke kalebas betekent. Maar de Cuna-indianen, in het grensgebied van Colombia en Panama, gebruiken het woord ‘nacha’ of ‘nassi’ en de bewoners van de Colombiaanse llanos, de steppen, noemen de rammelaar ‘capacho’. Sinds de twintigste eeuw is het instrument algemeen bekend als ‘maraca’.
De maraca komt voor in de hele Latijns-Amerikaanse regio, maar vooral aan de Caribische kust van Venezuela en Colombia. Pas in de jaren dertig maakt Curaçao kennis met het ritmische geluid van de boontjes in de holle kalebas. Harry Moen: ,,Er was in die tijd veel verkeer tussen het eiland en het vaste land van Zuid-Amerika. Curaçaose suikerrietkappers bijvoorbeeld namen de maraca mee vanuit Venezuela.” Daar is de maraca-speler niet weg te denken bij de vertolking van de ‘Musica Llanera’. Tijdens trouwpartijen, religieuze- en oogstfeesten improviseren de bewoners van het Venezolaanse platteland nieuwe teksten en melodieën voor de ballades van de Llanera. De Cuna’s vermaken hun kinderen met het geluid van een met maïskorrels gevulde ‘nassi’. Tijdens feesten vullen zij de maracas met de zaden van de boom ‘no’.
,,Maraca spelen is een kunst”, zegt Elis Juliana. ,,Die show, die foefjes, dat kan de Zuid-Amerikaan als geen ander.” Toch ontstaan er in de loop van de jaren dertig en veertig op Curaçao tientallen trio’s, kwartetten en septetten die de Latino muziek vertolken. Groepen als ‘Septeto Kòrsou’, ‘Grupo Britania’, ‘Conhunta La Perla’ en ‘Conhunto Victoria’ maken furore. Bijna allemaal hebben ze hun eigen maraca-speler die, samen met de bongospeler, het ritme aangeeft van de Cubaanse ‘son’, de rumba en de bolero. ‘Toma y dame’, neem en geef me, noemt Harry Moen de Cubaanse techniek. ,,Anders dan de Venezolaan die zijn maracas op en neer beweegt, gooit de Cubaan ze naar voren. Dat geeft een heel ander geluid. De maraca die in Cuba wordt gebruikt voor de son-muziek klinkt sowieso zwaarder, omdat hij van leer is gemaakt en gevuld met koffiebonen.”
De wortels van de traditionele Curaçaose muziek liggen in de slaventijd. Het Afrikaanse ritme van de tambú, de seú en de muzik di zumbi wordt aangegeven op instrumenten zoals de ‘chapi’, het ijzeren deel van de schoffel, de ‘tambú grandi’, de grote trommel, en de ‘raspu’, de rasp. Maar niet op de maraca. Het zachte geritsel van de boontjes tegen de schil van de kalebas blijft voor eens en altijd het handelsmerk van de Latijns-Amerikaanse muziek.

Foto-onderschrift:
Maracas
(collectie Brenneker/Juliana, Stichting NAAM)

Bronnen:

Gesprekken met Elis Juliana, Harrie Moen, Richard Doest, Gerardo Reyes.
Henk Dennert, Oude Curaçaose Muziekinstrumenten (Curaçaose Tafereeltjes), Willemstad, Curaçao (jaar onbekend)
Elis Juliana, Guia Etnologiko no.1, Willemstad, Curaçao, 1976
Paul Brenneker, Sambumbu Volkskunde van Curaçao, Aruba en Bonaire, Willemstad, Curaçao, 1973
Arte y Vida, catálogo del Museo Etnlogico ‘Mons. Enzo Ceccarelli’ (Territorio Federal Amazonas), 1988
Victoria Eli Rodriquez e.a. Instrumentos de la música folclórico-popular de Cuba, Volumen 1, La Habana 1997
S. ‘Yapi’ Martijn, Kòrsou Musikal, Willemstad, Curaçao
Guillermo Abadia Morales, Instrumentos Musicales. Folklore Colombiano. 1991

kader:
Tekst: Eva Breukink, foto: Prince Victor.